hallo Joyce,
Belangrijk is om wat meer over de subtesten en subtestscores van de WISC te weten.
Het verbale deel vd WISC bestaat uit 5 onderdelen
Woordenschat, Overeenkomsten, Begrijpen, Informatie en Rekenen
In deze test zitten 3 verbale subtesten die alle drie een groot beroep doen op uitlegvaardigheid (en lijken op de DW van de CELF > terwijl ik dit zit te typen zie ik in de handleiding van de CELF dat de DW van alle subtesten de hoogste correlatie heeft met het VIQ van de WISC, dat klopt dus als een bus), namelijk ‘Woordenschat’ en ‘Overeenkomsten’ en ‘Begrijpen’
Bij Woordenschat moeten kinderen woorden uitleggen. Het is een taak die erg lijkt op DW
bij Overeenkomsten moeten kinderen uitleggen op welke manier begrippen hetzelfde zijn. De uitlegvaardigheid bij deze taak is belangrijk, omdat kinderen meer punten verdienen wanneer ze zorgvuldiger en met gebruik van een categoriebegrip aangeven wat de overeenkomst is. Dus hoe sterker de kinderen zijn in het formuleren, hoe meer punten ze hierop scoren.
Bij Begrijpen geldt hetzelfde. Hierbij moeten kinderen een soort Taaldenkvragen uitleggen, van het type: wat doe je als je rook en vuur uit het huis van de buren ziet komen (en veel complexere uitlegvragen). Ook hierbij een groot beroep op de formuleringsvaardigheid, naast het inzicht in wat er moet gebeuren.
Bij Informatie gaat het om kennis die kinderen verworven hebben (vragen van het type: wie was Napoleon; waar wordt papier van gemaakt (let op, dit zijn geen echte voorbeelden uit de WISC). Bij informatie is de formuleringsvaardigheid ook van belang, maar de kennis staat hier duidelijk voorop.
Bij Rekenen gaat het om begrip van verhaaltjessommen, auditief geheugen en hoofdrekenvaardigheid.
Een kind dat morfosyntactisch sterk is maar heel zwak is in het to-the-point formuleren van gedachten, woorden, van logische relaties, haalt een lage score op de WISC-VIQ
De WISC-V test geen morfosyntactisch begrip.
Subtesten van de CELF zoals zinnen herhalen, zinnen formuleren, BAV, Taalbegrip komen niet in de WISC voor. Je ziet ook dat die behoorlijk lager correleren met de WISC VIQ.
Als je nu ziet dat deze jongen op CELF DW een ss 1 haalt, geeft dat al wel een richting aan de verklaring. ss 1 is te vertalen in s.d. -3 (= Q 55). Die uitlegvaardigheid van dit kind lijkt heel zwak. Het is het enige onderdeel dat hij op de CELF zo zwak doet, en het gaat om een vaardigheid die cruciaal is voor de WISC-subtesten! En daar zal een deel van de sleutel liggen voor de zwakke scores op de WISC. Want dat betekent dat hij ws met 3 subtesten moeite zal hebben.
Als hij ook weinig kennis van de wereld heeft en een zwak werkgeheugen heb je al voldoende ingredienten voor een laag VIQ. Maar dat wil je natuurlijk zeker weten, en daarom vraag je de SS scores bij die externe instantie op.
Als de jongen nu ook nog ‘zijn dag niet had’ tijdens afname van de WISC of hij had niet zo'n goede match met de onderzoeker, scoorde hij in het onderste deel van het 95% betrouwbaarheidsinterval dat normaliter geldt bij afname ve test. Zijn werkelijke score die hij haalt op een betere dag en een betere gematchte onderzoeker ligt dan misschien een paar puntjes hoger, zeg 70 of 72. En dat komt al een stuk dichter in de buurt van de 79 van de ‘expressieve taalindex’.
Dus, mijn advies zou zijn: vraag de subtestscores op.
En kijk nog eens heel goed naar zijn def/formuleringsvaardigheid. Hoe goed kan hij iets uitleggen, een gedachte uitdrukken, op slimme wijze een relatie verwoorden?
En: hoe zit het met zijn hoofdrekenvaardigheid van redactiesommen? als dat ook zwak is….
Succes ermee! groeten, Ellen (ling en gedragswetenschapper)